27 november 2006

De meniezwam

Voorbije zaterdag maakten we een mooie wandeling in het bos. Koud was het niet. Wel een beetje vochtig. Perfect voor die heerlijke herfstbosgeur. Het bos zet altijd aan tot nederigheid. Er is altijd meer dan er is. En dat blijft daar altijd, of je er gaat wandelen of niet.

Het is een raadsel, maar namen van bloemen, planten en aanverwanten kan ik nooit langer dan een dag onthouden. Ik laat ze mij graag altijd opnieuw weer uitleggen. Nu was het niet anders. Tijdens de wandeling waren er twee mannen die met veel liefde voor al het moois bij elke zwam of speciale boom of struik een verhaal klaar hadden. En het ontroerde me meer dan ik wilde laten zien aan de andere wandelaars.

Het denken aan de wandeling beweegt langzaam door mijn op deze maandag vermoeide hoofd. Ik weet niet welk deel van de hersenen gebruikt wordt voor het denken aan zwammen, maar bij mij is het blijkbaar ergens achteraan mijn hoofd. Daar voel ik iets warm worden. Dat zal de zwamplek zijn waarschijnlijk. (Als we veel bloemen hadden gezien, had ik nu even kunnen testen waar de bloemenplek is…)

Een van de dingen die mij al jaren bezighouden is het juiste verband tussen het organisme in het echt en het organisme in het boek. In het boek is er een naam. Een beschrijving. Er is een toestand van in-kaart-gebracht-zijn. Ik zou graag willen kunnen vragen aan zo’n zwam in dit geval of hij of zij (wat moet je zeggen eigenlijk?) blij is met de naam die in dat boek staat. Is het zo dat de zwam de juiste naam doorstraalt aan de eerste vinder? Of zijn er naamgetraumatiseerde zwammen?

Het concept ‘ontdekken’ vond ik ook altijd al zo ingewikkeld. Het lijkt wel alsof iets er nog niet is als het geen naam heeft. Terwijl die zwam daar misschien al jaren stond. Hoe zou een zwam eruit zien die nog geen naam heeft? Zou die daar staan te blinken met een zweem van: ontdek mij, ontdek mij. (Op het wijsje van “help mij help mij uit de nood, want de jager schiet mij dood”)? Ik denk het niet eerlijk gezegd. Misschien hoopt die zwam wel dat er op dat stuk bos tot aan het pad snel een varen begint te groeien. Zodat de zwam langer een anonieme, nog niet benoemde, gewoon zichzelf zijnde zwam kan zijn. Zelfs niet eens de zwam zonder naam.

Eens er een kaart is van een weg, kijk je naar de kaart om de weg te zien. De weg staat op de kaart, dus de weg is er. De weg die niet op de kaart staat, kiest voor een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid. Of is het frivoliteit? Ik hoop dat er nog veel frivole zwammen zijn. Nooit zullen we hen kennen, want nooit kunnen we hen herkennen als de zwam die overeenkomt met het zwammenboekje.

Ik heb na een dag de zelftest gedaan. Welke naam kon ik me nog herinneren? Er kwam er maar één: de meniezwam. Het was de laatste uit de wandeling. Misschien was het wel omdat hij door de zwamdeskundige alleen aan mij getoond werd. Bescheiden op een tak, maar zo heftig van kleur.

De meniezwam is aan het werk. Rustig maar volhardend. Takje per takje. Ik hoop dat ze zich in mijn hoofd traag en zacht tegelijk uitbreidt tot waar de rimpels beginnen.

Geen opmerkingen: