15 november 2006

Taal

Ik maak het regelmatig wel eens mee in een Belgisch gezelschap dat men onderling Engels begint te praten. Het is een van die dingen die me meteen kwaad kunnen maken. Zo mogelijk nog erger is dat veel mensen helemaal niet lijken te begrijpen waarom dat erg is.

Begrijp me niet verkeerd: ik hou van het Engels, zelfs passioneel. Elke dag moet ik minstens enkele stukken Engels gelezen hebben. Elke dag zap ik wel even naar de BBC om dat prachtige Engels te kunnen horen.

Maar in een gezelschap van Vlamingen en Franstaligen spreek je geen Engels met elkaar. Daar spreek je Frans of Nederlands, door elkaar en na elkaar, het maakt me niet uit. Maar geen Engels.

De argumenten die dan gegeven worden om dat niet te doen verbazen me. We gaan nu even niet uit van gemakzucht, maar van een soort beargumenteerde keuze. Een zogenaamd ‘neutrale’ of meer ‘hippe’ taal als het Engels zou leuker zijn, zou mensen een schaamtegevoel besparen of zou wrevel kunnen vermijden. Wat een gevaarlijke onzin!

Zo is er de onzinredenering van de ‘neutrale’ taal. Als je in een internationaal gezelschap zit met mensen uit heel wat landen, dan kun je een praktische keuze maken voor een taal. Dat kan dan het Engels zijn, en dat is dan een goede praktische keuze, maar neutraal is die nooit. Dat kan niet, en dat hoeft ook niet.

Maar in België, als kruispunt tussen twee grote cultuurgroepen, is de taalsituatie geregeld. Daar mag je veronderstellen dat mensen elkaars taal verstaan en kunnen spreken. Het proberen te ontwijken van die situatie is onzinnig en ontkent de realiteit. Spreek Frans en Nederlands met elkaar. Doe dat zo nodig hortend en aarzelend. Doe dat in zinnen waar beide talen door elkaar lopen. Vraag aan elkaar hoe de woorden zijn. Schakel zelf van de ene naar de andere taal over. Maar ga nooit de talen uit de weg.

Een taal kan nooit neutraal zijn. Voor de Vlamingen zal het Frans nooit een neutrale taal zijn, en omgekeerd ook niet. Maar dat is de realiteit van dit land. Proberen de geschiedenis te ontkennen is nooit goed. In Zuid-Afrika zal het Afrikaans nooit een neutrale taal zijn. Maar dat is net een reden om die taal niet te laten verdwijnen. Het Engels dat aan India is opgelegd heeft een geschiedenis. Maar het land vandaag kon enkel zo zijn door haar geschiedenis, met alle lelijke kanten die erbij horen. Dat in grote landen als Congo een ingevoerde taal als het Frans nu een vorm van eenheid kan zijn, is ook een realiteit, wat je ook denkt van de kwalijke geschiedenis van het kolonialisme. Voor veel Europeanen van de iets oudere generaties zal Duits emotioneel anders klinken dan Engels. Dat hoort er nu eenmaal bij.

Talen zijn levende organismen. Het zijn huizen vol geschiedenis. Ze mogen dus nooit ‘neutraal’ zijn. Het zijn ook telkens manieren om naar de werkelijkheid te kijken. Dat bepaalde uitdrukkingen in de ene taal wel en in de andere taal niet voorkomen zegt iets over de geschiedenis van die taal, en de cultuur waarin ze kon groeien. De wrijving tussen die organismen komt overeen met de existentiële situatie van de mens die ‘geworpen’ is in een concrete maatschappelijke werkelijkheid. Zo hoort het ook.

Nog om andere redenen ben ik een hartstochtelijke tegenstander van zogenaamde ‘kunsttalen’. Er wordt dan nonsens verteld als zou een taal ‘gemakkelijk’ of ‘logisch’ moeten zijn. Men wil geloven in een wederom gevaarlijke fictie van een soort een-op-een-communicatie die mogelijk zou worden met een simpele en neutrale kunsttaal. De essentie van wat mensen drijft, is niet het doorgeven van boodschappenlijstjes. Die zou je redelijk eenduidig kunnen opmaken. Al wat tot de essentie van het menszijn behoort is drassig. Liefde, angst, verlangen, onmacht, dat zijn dingen die des mensen zijn. En die kun je nooit in een eenduidige vorm vertalen. Als je al zelf zou begrijpen wat je voelt, dan zou het al goed zijn. Die dingen proberen duidelijk te maken aan een ander is moeilijk en verwarrend, maar zo is het leven ook. Gelukkig maar.

Je woont in een taal. In het Frans denk je anders aan de liefde dan in het Nederlands of het Engels. Is dat geen ongelooflijke rijkdom? Het is een prachtige paradox dat in zowat alle talen de meest gebruikte werkwoorden onregelmatige werkwoorden zijn. Als mens word je geboren in een geschiedenis, je persoonlijke en je collectieve. Die is niet neutraal. Ze doet pijn soms. Je hebt soms tijd nodig om je ermee te verzoenen. En als je een andere mens ontmoet, dan is dat voor haar of hem niet anders. Hoe wonderlijk is het al die bewegingen te kunnen aanschouwen, enkel en alleen al in een gesprek tussen twee mensen die een verschillende moedertaal hebben.

In België verwacht ik van mijn Franstalige medeburgers dat we samen Frans en Nederlands kunnen spreken. In Nederland verwacht ik van mijn taalgenoten dat ze het Nederlands verdedigen en niet pleiten voor het Engels als omgangstaal op de middelbare school.

Europa is zo’n mooie plek op de wereld. Je hoeft maar even te zappen op je televisie, rond te lopen in Brussel of gewoon de krantenwinkel binnen te stappen of je kunt genieten van zoveel eindeloze schoonheid, al die schitterende talen: Nederlands, Frans, Duits, Engels, Spaans, Italiaans, Portugees, Hongaars, … Zelfs al begrijp ik er niets van, alleen luisteren naar de mooie klanken is al een genot. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat al die talen blijven bestaan, met alle ballast die erbij hoort. Want dat is zowat het enige dat het leven boeiend maakt, de dingen die niet neutraal of ‘simpel’ zijn.

Ik droom er soms van hoe ik tien talen zou kunnen spreken, en hoe gelukkig ik dan zou zijn. Zoveel werelden in mijn hoofd. Ik zou er gewoon naartoe kunnen gaan. Even blijven, en dan weer op weg naar ergens anders.

Geen opmerkingen: