12 november 2006

Storm


Het verbaast me soms dat zoveel mensen blijkbaar nu pas heel langzaam beginnen te beseffen wat de klimaatverandering zou kunnen betekenen.De cynische hardnekkigheid waarmee velen niet willen weten wat ze weten is vaak stuitend. “Maar als het hier een beetje warmer wordt, dat is toch goed? Dan duurt de zomer langer.” Ja, zo bekeken klopt dat misschien wel. Maar als het hier een beetje warmer wordt, dan wordt het op andere plekken een beetje heter. Wat bij ons een gradatie van aangenaam kan zijn, zal op andere plekken het verschil tussen al dan niet overleven uitmaken.

“Ja, maar daar kunnen wij ons niet mee bezighouden.” Dat is dan zogenaamd ‘pech’ voor die anderen. Dat het grootste deel van de geaccumuleerde vuile lucht die zorgt voor het broeikaseffect veroorzaakt is door een mondiale minderheid van ecologisch gulzigen, en dat de mondiale meerderheid van armsten het grootste slachtoffer is, dat past dan even niet in ons denkschema.

“Ja zeg, wij kunnen toch niet alle problemen van de wereld oplossen?” Nee, dat kunnen we niet, maar we kunnen er wel voor zorgen dat ze niet erger worden. En we kunnen mensen die het slachtoffer zijn van ons egoïsme wel helpen.

“Als het te warm wordt, dan zetten we gewoon meer airco’s, anders is het niet meer te doen.” Dat zal wel. Maar meer airco’s is veel meer energiegebruik en is dus meer broeikaseffect. “Ja, dat moeten anderen dan maar oplossen.”

Zo mogelijk nog erger is de zogenaamde onveranderlijkheid van onze levenswijze. “We weten wel dat onze manier van leven eigenlijk niet houdbaar is, maar we kunnen die toch niet meer veranderen? Je kunt niet aan mensen vragen om b.v. minder met het vliegtuig te vliegen? En met moraliseren kom je er al helemaal niet.” Van die redenering, in allerlei varianten, val ik echt achterover. Ik begrijp echt niet hoe mensen schijnbaar zonder scrupules zoiets kunnen zeggen. Die redenering komt neer op: pech voor wie na ons komt. “Wat heeft de toekomst ooit voor mij gedaan?” Nog zo een…

Op basis van wat we nu weten, zou bij een temperatuurstijging van meer dan 2°C de klimaatverandering wel eens oncontroleerbaar kunnen worden, als een soort klimaatsneeuwbal. Dat weten we. Om die stijging tegen te gaan zijn er vrij drastische wijzigingen nodig. Het volgens sommigen onvervreemdbaar ‘mensenrecht’ op zoveel en zo goedkoop mogelijk vliegen zou vanuit dat perspectief ooit misschien wel als een misdaad kunnen beschouwd worden.

Wie daar iets over zegt, doet dan zogenaamd aan ‘moraliseren’. Met als excuus dat je niet mag moraliseren gaan we echter steeds meer een aantal belangrijke morele vragen uit de weg. De natuurverslindende levenswijze van een mondiale minderheid is enkel houdbaar voor die minderheid in tijd en plaats. Mensen die zeggen dat aan onze levenswijze niets kan veranderd worden, omdat dat nu eenmaal niet meer gaat, zeggen eigenlijk dat ze vinden dat slechts een kleine groep mensen in de geschiedenis van de planeet ‘uitverkoren’ is om zo gulzig te leven. Met de beste wil van de wereld kan ik geen enkele morele verantwoording bedenken voor die stelling.

In veel opzichten zitten we nu al in de klimaatval. Klimaatverandering tegenhouden kunnen we al niet meer. Zorgen dat het echt uit de hand loopt nog wel. En zorgen dat de levenskansen rechtvaardig over ALLE mensen nu en in de toekomst worden verdeeld, kan zeker nog. Of we dat doen of niet, is een keuze.

De keuzes die we als maatschappij al dan niet maken zullen rechtstreeks het dagelijks leven van onze kinderen beïnvloeden. En wat dat betreft voel ik zelf die klimaatval al vaak. Het brengt me erg in verwarring…

Neem de stormen. Ik zal er maar voor uitkomen: ik ben bang van stormen. Als de wind door de lucht en de straten jaagt, klopt mijn hart wat sneller. Ik ben dan bij wijze van spreken altijd bang dat mijn dak zal wegwaaien of zo. Iets dat me zou moeten beschermen zou er dan niet meer zijn. De menselijke behoefte aan veiligheid wordt op zo’n moment heel tastbaar. Misschien hebben andere mensen daar een heel ontspannen gevoel bij. Maar bij mij is net op dit punt mijn zen-gehalte nogal klein.

En dan zie ik de kinderen van al wie mij lief is. Ik kan ze me allemaal voor de geest halen. En zien hoe ze eruit zullen zien als ze mijn leeftijd zullen hebben. En dan zie ik de stormen. Zullen ze in sterke huizen wonen? Zullen ze soms ook bang zijn? Zullen ze zich zorgen maken over hun kinderen? De ecologische omslag die nodig is om wat fout zou kunnen gaan ten goede te keren zou immers tegen dan een feit moeten zijn. Zo dichtbij is het allemaal.

Ik durf het bijna niet zeggen, maar soms betrap ik me erop dat ik stiekem denk dat ik al dood zal zijn tegen dat het echt erg zou kunnen worden, en ik schaam me daarvoor. Misschien is er toch nog een voordeel aan storm. Als ik buiten loop, in de wind, kan ik hard vloeken. Er is niemand die het hoort.

Geen opmerkingen: