04 mei 2020

Gedachten 48

Misschien ben je week, bij het begin van de week.

De dag beginnen met mooie foto’s. Ze staan er alle drie op, zittend voor het huis. Hoe lang is het geleden dat je daar nog was. Ze worden groot, denk je elke keer. (Twee van de drie toch alleszins.) Ze zijn wel daar, maar ook altijd een beetje hier, denk je. Week.

Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? (In de krant suggereert men allerlei andere vragen, maar volgens jou is het de juiste vraag. Als je ze stelt, ook al is het via een toetsenbord, is het alsof je de woorden trager en nadrukkelijker uitspreekt.) En mooie verhalen komen naar je toe. Het is alsof je alles zo goed voelt, wat zij je zeggen. Je ziet het, waar het gaat over rust, verlangen, angst. De verhalen schuiven mee in de dag. Zo kun je beter verder. Je flanken zijn open. Je blijft week.

De rug heeft een eigen tijd. (En wat de rug zegt, voel je in je voeten.)

Het belooft een drukke dag te worden. Er staat veel op het lijstje.

Alle dingen die je tegelijk aan het doen bent. En dan nog een vraag krijgen over dat andere dat je nog net niet aan het doen bent.

Toch tussendoor al aan dat andere prutsen.

En er ook nog een fijne babbel tussen schuiven.

Sommige dingen in het leven zijn moeilijk. Alle andere zijn dat maar soms. Dat andere, het is dat verslag. Het moet af, maar telkens zijn er andere dringende dingen die hun plaats vragen. Vaststellen dat om een of andere reden die alleen god kan begrijpen (zij ziet alles, zij weet alles, zij is omnipresent) die paginanummers niet netjes verder doorlopen. Je zou zeggen dat dat in tijden van structurele onzekerheid en existentiële crisis een toch wel aanvaardbare verwachting zou moeten kunnen zijn. Dat paginanummers in een verslag netjes doorlopen. Dat na 8 gewoon 9 komt, en niet opnieuw 2. Je zou kunnen verwachten dat dit iets is in de categorie ‘dingen waar je wel controle over hebt’. Helaas. Je probeert grondig te kijken. Mogelijk het begin van enige wijsheid. Je stelt vast dat om een of andere reden na sectie 3 ineens sectie 5 komt. Daar gaat het fout. Na allerlei zogenaamd handige opfloepende uitlegdingetjes over sectie-eindes en eindemarkeringen, die allerlei dingen uitleggen over parallelle werkelijkheden waar jouw aanwezigheid niet gewenst is, besef je weer dat je gewoon dom bent (wat al lang geweten was). Je leest ook dat “alineamarkeringen met name handig zijn voor geavanceerde indelingstaken”. Je bent dus wel high-level dom. Wat soms in het leven helpt, is de omwegstrategie. Iets als de warme start. Opnieuw beginnen in een maagdelijk document. Het lukt.

Je hield eigenlijk altijd wel van dat begrip warme start.

En met een beetje goede wil kan het woord eindemarkering ook wel een poëtische rilling veroorzaken.

Maar verder begrijp je nu eindelijk wat jouw eigen motto eigenlijk zou willen zeggen. Als je wilt vinden, zoek dan niet.

Je krijgt een bericht van je kinesiste. Dat je vanaf volgende week weer terug mag komen. (Wat dus de eerste aanraking zal worden sinds 13 maart. Als je het zo zegt, klinkt dat wel een beetje akelig. Hopelijk zul je niet imploderen op haar tafel.)

Een belangwekkende vergadering. Volgens weer een ander videoplatform. De diplomaat die de vergadering leidt zegt dat je het woord moet vragen met het handje. Het handje. Waar zit het handje? Het handje zit niet aan je arm, want dat is de hand. Het handje is een knop. Die op een voor waarschijnlijk iedereen logische plaats zit. Je moet bekennen dat je ooit al wel had horen spreken over het handje, maar je had nog nooit moeite gedaan om het te zoeken. Bij de varia is het jouw beurt. Je weet wel niet wat de voorzitter van de vergadering ziet als jij op die knop duwt. Is dat dan een wapperend handje? Existentiële vragen.

Daarna is het tijd om te gaan fietsen. De stad is al anders, je voelt het. Er is van allerlei dingen al net iets meer. Zoals lawaai.

De opa in het nieuws. Hij is zo opgewonden dat hij maar nauwelijks iets kan zeggen. Zijn kleindochter klampt zich aan hem vast.

Hoe zou het zijn, als jij ooit een opa zou zijn geworden?

Een vader zonder kind is ook al wel goed eigenlijk. (Soms herhaal je die woorden, alsof ze er echt zijn.)

Je leest een mooi verhaal over de trein. Je ziet het treinverlangen. Daar ergens. De trein kan jou ook aanraken.

En dat je nooit zult weten waar hier ophoudt en daar begint.

Een vriendin stuurt je een filmpje door. De man in het filmpje ontroert je.

Die trage adem. Hoe die naar je toe zou komen. Je kijkt.

Geen opmerkingen: