14 mei 2020

Gedachten 58

Wat een rare droom, denk je ergens midden in de nacht. Wie kan zoiets bedenken?

Het beeld uit die droom blijft nog rondhangen in de dag.

Soms lijkt het alsof die dromen behoren tot een stroom van beelden en verhalen die ergens, daar, de hele tijd beweegt. Zodra je in slaap valt, kantel je heel even in die stroom. Wanneer je wakker wordt, kantel je er weer uit. Je beweegt in de dag, maar daar, ergens, gaat die stroom gewoon door. Een soort veredelde radiozender die dag en nacht uitzendt. Je weet dat die er is. Niet verder dan een knop weg.

De meneer van de controle van de brandblusapparaten belt aan.

Je werkt de vertaling van de tekst af. (Het mysterie van verspringende bolletjes en regelnummers blijft ondoorgrondelijk. Misschien is er in een tekst ook wel een stroom, net onder het woordoppervlak, in een onderwereld onder de woorden, die allerlei dingen aanstuurt. Je denkt dat je zelf schrijft, maar dit is helemaal niet zo.)

De videovergadering. In de krant kun je allerlei tips lezen over hoe je je moet gedragen tijdens zo’n vergadering. Wat je wel en niet moet doen. Wat er wel en niet te zien zou mogen zijn op de achtergrond. Het maakt je wel zenuwachtig, die tips. Misschien moet je toch die bovenkant van de kast, waar onder meer de doos met alle brieven en kaartjes op staat, een beetje leeg maken. (Gelukkig zien je collega’s niet dat je telkens in een rok zit te werken.)

Je krijgt – siddering – een bericht van de boekhandel. Dat het boek dat je bestelde is aangekomen. Je zegt dat je het later die dag zult komen ophalen, je moet toch nog de stad in. (Beetje zenuwachtig. Na al die weken weer tussen de boeken bewegen, zul je dat wel aankunnen? Dapper zijn, Jean, zeg je. Dit zul je ook overleven. Ook dit verlangen zul je voldoende onder controle kunnen houden.)

Je kent de mevrouw die het boek schreef. Het is de bedoeling dat je na het lezen een filmpje zult maken waarin je over dat boek zult vertellen. Uitvlooien hoe je dat moet doen, het wordt weer een uitdaging. (Beleefde omschrijving van geen idee hebben. Voorlopig.)

Misschien is dat wel een samenvatting van de diepere zin der dingen, dat je voorlopig nog in leven bent. De permanente staat van voorlopigheid.

Een verjaardagskaartje in de bus gaan steken en dan de stad in. (Wat niet klopt, want je bent al de hele tijd in de stad.) Verder de stad in dan.

Je komt een buurvrouw tegen die je al een tijd niet meer zag. Het gaat goed met haar.

Je wacht op het kommaarbinnenteken in de zonderverpakkingwinkel. Je ziet aardbeien. (Niet meteen toegeven aan het aardbeiverlangen.) Waar bewegen de onderwerpen? Variaties van wachten op een onderwerp. Iets over het schrijven van gedichten. (Niet toegeven aan het kaneelbroodjesverlangen.) Misschien is er wel een stroom van woorden die los van je leven beweegt?

En daarna mag je dan ook nog naar de boekhandel.

(Vapeurs zijn niet uitgesloten.)

Je kijkt al even uit naar boeken voor het lijstje nog te geven verjaardagscadeaus. (Dat die mensen de tafel met de boeken die je zou willen bekijken gebruiken om net ver genoeg van elkaar met elkaar te kunnen praten is een beetje verwarrend.) (Maar een klein beetje toegeven aan het boekenverlangen.) Je ziet dat er een nieuwe uitgave is van de Schrijfwijzer van Renkema. (Wel toegeven aan je schrijfwijzerverlangen. Dat is natuurlijk voor een hoger goed. Het schrijven van teksten. En is dus definitely in een andere categorie dan het lakken van nagels.) Op een of andere manier is dat boek – dit wordt dan al je vierde uitgave – al je hele schrijvende leven bij je. Ze staan netjes in de kast, naast je. (Als je het scherm tijdens de videovergadering een beetje zou draaien zou men ze zien staan.) Eigenlijk had je net iets langer net iets rustiger willen kijken naar de boeken. Maar het is nog wat te vroeg misschien (en je wilt die mensen niet storen in hun gesprek over de tafel heen).

Misschien is het een vorm van huidverwarring.

Terug thuis. Je moet even je adem weer naar de rivier brengen.

Verhalen die naar je toe komen. Iets over verdriet en woede. Je ziet het verhaal.

(Je zou even nog heel veel verhalen willen horen, denk je. Misschien ook omdat je net nog geen zin genoeg hebt om te beginnen aan het verslag over het webinar over de industriële klimaattransitie.)

Je duwt het verhaalverlangen naar de achterkamer. (Zou het daar in goed gezelschap zijn?)

Later hoor je dat je traceerbaar bent. Door een groene balk bovenaan je tekst.

In het journaal. Het slaat waarschijnlijk nergens op, maar de minister verwart je. Het heeft iets met spiegelen te maken. Het komt voor, dat je eigen gelaat, hoe je glimlacht of net niet, ook een ander gelaat doet bewegen in dezelfde zin. Na elke vraag over de kinderen begin je zelf te glimlachen en voel je dat je ogen in de prevochtige fase zijn. Soms is er geen sprake van spiegelen. 

De mensen in de hal van het ziekenhuis. De mevrouwen die hun haar komen knippen. De ogen.

Een mooi terrasgesprek.

Het zou kunnen dat ook vandaag je lichaam weer reageert in uitgesteld relais.

Je kijkt naar de wind die net niet rusteloos is.

Geen opmerkingen: