16 mei 2020

Gedachten 60

Je zegt aan de mevrouw in de winkel dat je je erbij hebt neergelegd dat je altijd te vroeg in de winkel aankomt. Zij zegt dat ze zich daar dan ook bij neerlegt. Waarna jullie allebei wel rechtop blijven staan.

Een belangwekkende stap in het verlangensbeleid wordt gezet.

In je hoofd leek het wel helder. Nog voor de middag die twee dingen doen die je moest doen (of mogelijk het ene voor en het andere net na), en dan daarna rondhangen. Uiteindelijk was dat ene klaar net voor je aan het avondeten moest beginnen. Beetje suboptimaal. Maar wel veel boeiende telefoons.

Zen is altijd handig op zaterdag.

Die meneer aan de kassa in de wereldwinkel is geweldig aan het multitasken. Je boodschappen behandelen en tegelijk telefoneren en uitleggen langs welke kant van het apparaat je contactloos kunt betalen.

Zo blijf je ook nog steeds op veilige afstand van de chocoladeondergrens.

(Misschien wachtte er verdriet op de lege plekken. Dat zal voor zondag zijn.)

Het zou wel eens fijn zijn, denk je, als die journalist, waarschijnlijk officieel een senior writer of zoiets, in zijn artikels of interviews eens een keer niet alleen over zichzelf zou praten.

Die ene man, die zo om de twee maanden een scheldmail naar je stuurt, heeft weer goed zijn best gedaan.

’s Middags de zomerhoed op om dat kaartje naar de postbus te brengen.

Het meisje op de fiets rijdt voorbij terwijl je staat te klappen.

(In het kader van het verlangensbeleid sta je jezelf toe om tijdens het schrijven van gedachten 60 alvast één aardbei te eten uit het bakje dat je – eveneens in het kader van het verlangensbeleid – dan toch gekocht had die ochtend. Die ochtend van dat niet samen gaan liggen.)

De eerste aardbei is wel altijd bijzonder.

Je had het haar gisteren tijdens de videoconferentie niet durven vragen, dus doe je het maar aan de telefoon. Wat het toekomstperspectief is van dat staartje. Het gaat er onherroepelijk af, zo blijkt. (Kinderen maken terwijl aan hun mama duidelijk dat ze niet moet denken dat ze even rustig op zichzelf mag zitten telefoneren over staartjes of zo. Beschikbaarheid is dringend gewenst.)

Die belangrijke nota die je dus nog moest schrijven. Je schrijft in één ruk door, weliswaar onderbroken door drie telefoons. Een beetje verbaasd kijk je naar het eindresultaat. Net echt. Je stuurt hem snel ook al meteen door naar de anderen. Om de tekst uit je lichaam te krijgen.

Die andere tekst waart er al ergens rond.

De boodschappen op het aanrecht netjes opruimen.

(Dat van die lege plekken is niet helemaal gelukt, denk je.)

De dag legt zich pas een beetje neer na die ene aardbei.

Die ene brief die je nog wou schrijven, je denkt eraan. Je moet ervoor wachten op een grote lege plek, denk je. En dan nog zal het verwarrend zijn. Iets over angst.

Je kijkt naar je handen.

Straks nog de planten op het terras water geven. Ze hebben je iets te vertellen.

De lege plek waar je doorwaadbaar zou kunnen zijn.

En of je ruimte mag innemen, om daar te wachten. En iets over dingen die blijven.

Het trage lied van de fadozangeres.

Je stelt je voor dat je weer naar haar zit te kijken. Ze staat daar gewoon te zingen. Haar hele lichaam is veranderd in het lied. Ze is vrij. Ze vraagt je niet om iets te doen. Er wordt niets van je verwacht. Je mag daar gewoon zitten en kijken en luisteren, in gewichtloosheid. En na het lied buig je, om haar te bedanken.

Geen opmerkingen: