09 mei 2020

Gedachten 53

Het kleine meisje met de blonde krullen loopt voorbij. Ze maakt zeven kushandjes voor de mevrouw die vertrekt. De mevrouw vertrekt echt. Het meisje weent. Haar mama troost haar.

Te vroeg wakker die ochtend. Na een rare droom.

De meneer in de winkel wil niet zoveel kopen, maar blijkbaar vooral veel praten. In het Nederlands. Hij blijft maar vragen stellen aan de vrouwen in de winkel. Misschien wel om te voelen hoe het is, in die taal.

Even ben je in de war. Om de zaterdagboodschappen van de kassa naar je fiets te dragen heb je altijd twee mandjes nodig. Misschien kan er daardoor wel iemand minder de winkel in. (Je bent altijd al bang dat je zomaar te veel ruimte zult innemen in de wereld.) Maar de mevrouw achter het plexi stelt je gerust. Het aantal mandjes is berekend op mensen die er twee nodig hebben. Misschien komt het dus toch nog goed met jou. In de wereld. Voorlopig.

Je bereidt de vergadering voor in je schriftje.

Het is zo fijn, denk je tijdens de vergadering, om die mensen weer te zien. (Het blijft toch moeilijk wennen, dat je niet de hele tijd iedereen kunt zien op het scherm.)

(Je kunt moeilijk aan iemand vragen om nog langer te praten, zodat je langer kunt kijken.)

Het duurt nog even eer het uit je lichaam wegsijpelt.

Iets maakt je blij.

Later die namiddag. Terug in het boek komen.

Het jongetje op zijn kleine fietsje, met een aanhangwagentje. Hij gaat zo min of meer overkop. Voor heel even heel lang blijft het stil. Hij kijkt rond, ziet niemand, en begint dan te wenen. Het is eigenlijk meer een soort afgrijselijk gekrijs. De papa komt eraan op de fiets. Hij neemt de jongen mee, het fietsje blijft liggen. Zoveel huizen verder gaan ze binnen. Het gekrijs gaat nog een hele tijd door. Daarna komt het jongetje terug. Eerst voor het fietsje. Daarna voor het aanhangwagentje. Hij zingt.

Een fijn terrasgesprek. Met de lokale vertegenwoordiger van Blue Note.

De journalist komt voorbij fietsen. Hij vraagt of je iets kunt doen met papieren flyers voor zijn nieuwe boek. Niet echt, leg je uit.

Je ruimt de boodschappen die nog op het aanrecht liggen op.

Misschien komt de zaterdag een beetje in vertraging.

Die knoop in je schouders.

Beelden schuiven binnen. Je zou langer willen kunnen kijken.

En dan trage verhalen. Met woorden die alleen van die plek zijn waar je nu wilt zijn.

Het is fijn en vertrouwd om in sommige woorden te zijn. Het is een plek die je kent, die je kunt lezen. Het is ook altijd belangrijk weer te kunnen vertrekken uit die woorden, zodat je je kunt neerleggen in andere woorden, of in de plek net voor die andere woorden. Wachten is niet zo erg.

Zoals je adem verandert wanneer je een gedicht schrijft.

(En misschien nemen ook jouw gedichten te veel plaats in in de wereld.)

En de dingen die je kunt zien in dat nulpunt.

De knoop zakt langzaam naar beneden.

Even is het alsof je de zee kunt ruiken.

En de verhalen die daar zijn.

Geen opmerkingen: