12 april 2020

De kolibrie

Bewegingloos in de lucht hangen. Is het wachten, of is het kijken? Het kan zijn dat je niet weet waar de dingen gebeuren, dat je een toeschouwer bent. Het kan zijn dat je de dingen niet begrijpt. Het kan zijn dat je verlamd bent. Het kan zijn dat je niet weet wat je rol in het leven is. Het kan zijn dat je buiten de tijd wilt blijven, als een zelfgekozen eiland. Het kan zijn dat je onbewust wacht op een immens onderhuids verdriet dat je zou kunnen overspoelen. In het weer erg mooie nieuwe boek van de Italiaanse auteur Sandro Veronesi, De kolibrie, gaat het daarover. Het is een verhaal over de liefde, over heel erg veel verdriet, in soms felle kleuren, en toch is het luchtig en vaak ook speels.

De centrale figuur in het boek is Marco Carrera. Hij is een oogarts. Als kind had hij een groeistoornis, waardoor hij lang erg klein bleef. Daardoor kreeg hij de bijnaam kolibrie. Het boek begint op filmische wijze. We zoomen in op een huis ergens in Rome, waar iemand plaatsneemt in de wachtzaal van de oogarts. Je hoort de stem van een alwetende verteller die aankondigt dat er iets heftigs staat te gebeuren. De man in de wachtzaal, Daniele Carradori, zal met enkele vragen de schijnbare emotionele veiligheid waarin Carrera verkeert komen doorbreken. De schijnbare rust kan op elk moment doorbroken worden. Dat moest ook het hoofdpersonage in Kalme chaos vaststellen, dat andere boek van Veronesi. Het kan zijn dat je ineens in een oncontroleerbare stroom van gebeurtenissen terechtkomt. Je doet maar wat, deels instinctief, en weet eigenlijk niet of je het goede doet. Dat handelen is tegelijk een soort stilstaan, omdat je niet het gevoel hebt dat je goed weet wat jouw rol in de dingen is. Je bent niet de persoon die de dingen aanstuurt, of zo lijkt het toch.

Het boek springt heen en weer tussen allerlei momenten vanaf 1960 tot 2030, in steeds wisselende tekstsoorten. Zo krijg je als lezer stap voor stap inzicht in een tragisch leven. Marco groeit op in een gezin waar het niet echt geborgen is. De relatie tussen zijn ouders is slecht. Later zal zijn zus uit het leven stappen. Zijn broer ziet hij niet meer. Zijn ouders sterven een pijnlijke dood. Zijn huwelijk loopt helemaal fout. Met zijn dochter loopt het slecht af. Tussen dat alles door is er een levenslange platonische relatie met zijn grote liefde Luisa, die vooral bestaat uit korte ontmoetingen, brieven en veel verlangen in afwezigheid. Er is ook zijn kleindochter voor wie hij gaat zorgen.

Het overkomt hem allemaal. De dingen slingeren hem heen en weer. Vaak heeft hij het gevoel dat hij willoos is, niets kan doen of niet weet wat hij zou kunnen doen. Hij worstelt regelmatig ook met zichzelf. Toch doet hij ook veel dingen. Hij neemt de zorg op, als iemand die ondanks alles toch beweegt in de mist. Vaak krijgt hij op het juiste momentje een zetje van Daniele Carradori, die af en toe de weg wijst die er al was in de mist. Een beetje tot zijn eigen verbazing groeit er doorheen de tijd een soort netwerkje van liefde.

In zijn relaties is hij soms een soort onhandige toeschouwer van zichzelf, nooit echt bij machte om goed te zien wat er gebeurt of wat de vrouwen in zijn leven drijft. Zijn huwelijk is een pijnlijk misverstand, al komt er wel een prachtige dochter uit. En dan is er die levenslange grote liefde met Luisa. Ze lopen weg van elkaar, en komen telkens weer terug. Het is een mooi en ook wel tragisch verhaal, dat enkel kan bestaan in de afstand. Hij voelt dat aan als een bewuste keuze, ook al is ze pijnlijk. Het zou kunnen dat zij de situatie anders ervaart. In een van de brieven zegt ze tegen hem dat zijn verlangen naar onbeweeglijkheid – een kolibrie kan door heel snel met zijn vleugels te bewegen schijnbaar stil in de lucht blijven hangen – een struikelblok is in hun relatie. Hij ervaart haar drang naar verandering vaak als een soort vlucht en probeert daarna zichzelf te begrijpen, om te zien of hij echt wel zo onveranderlijk is.

Hoewel hij het zelf niet ziet, ligt zijn rol toch in belangrijke mate in de familie. Hij beheert letterlijk en figuurlijk de erfenis van zijn ouders en verbindt zo de generaties met elkaar. En het is alsof hij na lang aarzelen ziet dat de plek die hij moet innemen die van een vader is, en later nog meer die van een grootvader. De gebeurtenissen duwen hem in die rol. En ook al is er mist, hij doet het goed. Ook een beetje tot zijn eigen verbazing begint hij alle hoop voor een betere toekomst voor zijn land en zijn wereld, bevangen door een verstikkend populisme, te leggen in de handen van zijn kleindochter. Het is alsof hij in haar een wijsheid ziet, een bewust niet-cynisch weten. Waar hij zelf zo vaak niet wist hoe te handelen, ziet hij bij haar een inzicht dat kan helpen op een cruciaal kantelmoment in de tijd.

De kracht van dit boek ligt in veel opzichten in de vorm. Het heen en weer springen in de tijd maakt dat vele tragische gebeurtenissen toch niet als beklemmend aanvoelen. Integendeel zelfs. Ze krijgen een soort organisch gehalte dat deels buiten de tijd staat. De wisselende tekstsoorten – soms beschouwingen van buitenaf door de verteller, brieven, chatsessies, dialogen, … – in verschillende registers maken het geheel luchtig. Het gaat van theatraal over hevig romantisch of rustig vertellend of heel spannend of grappig tot jagend. Allerlei verhalen vermengen zich met verwijzingen naar films, muziek, boeken of architectuur. Het geheel past wonderwel in elkaar. Je voelt dat je als lezer graag snel zou willen doorlezen, hoewel het vaak beter is wat trager te lezen, om de details te kunnen zien.

De onbeweeglijkheid van Marco kun je op verschillende manieren lezen. Er is iets van de machteloosheid van de (mannelijke) toeschouwer die niet weet wat zijn rol in de dingen is en die ook niet ziet wat er werkelijk omgaat in anderen. Er is tegelijk ook het verlangen naar een manier van zijn die buiten de permanente verandering staat, een soort nulpunt waar het niet waait en waar je niet wegloopt van jezelf. Er is een vorm van bevriezen tegenover zoveel onheil. Er is een afstand tot echte verbinding met een ander in de liefde. En er is ook onderhuids een jarenlang opgespaard verdriet dat mogelijk zou kunnen uitbarsten. Te dicht bij een ander komen zou tot een implosie kunnen leiden. Niet weten of je het wel goed doet met je kinderen, terwijl je blind stuurt en verdriet bij een ander probeert te vermijden, het kan je verlammen. Maar tussen al dat gestrompel kan wel een mooi soort liefde groeien, zoals Marco Carrera ook zelf mag ervaren bij het ontroerende einde van het boek.

De kolibrie van Sandro Veronesi is een heel bijzonder boek. Het beweegt in hetzelfde universum als zijn vorige boeken. Het heeft geen schrik van grote thema’s als liefde en dood. Ze kunnen ons bewegingloos maken, omdat we het willen of omdat we niet anders kunnen. En toch bewegen we. Dat dat allemaal niet tot een zwaar of verstikkend boek heeft geleid, is het mooie van wat Veronesi heeft gedaan. Zijn boek zelf is immers alles behalve bewegingloos.

Geen opmerkingen: