23 april 2020

Gedachten 37

Iets in je hoofd is weker. Doorwaadbaar. (Je hebt voorlopig nog geen beter woord gevonden.)

Je zou het kunnen verdragen, grote verhalen, die je overnemen. Naar een andere adem. Je weet nog niet goed wat dat zou willen zeggen.

De vorige avond. De videovoorbereiding van het videodebat van volgende week. Samen met de andere panelleden in beeld. Het ding dat je zou moeten installeren als achtergrond bij jouw gezicht zorgt ervoor dat je er als een geest uitziet (of nog meer als een geest, kan ook). Gaat er dus weer af. Een van je collega’s klinkt alsof ze een lid van Kraftwerk is, zeg je. De grap is te moeilijk blijkbaar. Er is wel iemand die lacht. Je moet nog de juiste conventies zoeken voor videohumor.

De stafvergadering met de collega’s. Die ene haan ergens op de achtergrond maakt wel erg veel lawaai.

Je probeert de toetsen zacht te beroeren.

(Je probeert het geluid te zien. Je probeert tintels naar je hoofd te leiden.)

Een gesprek met een vriendin. Haar verhaal raakt je. En het lukt je iets te zeggen dat al een paar dagen door je lichaam dwaalt.

Je kijkt naar de woorden, je weet nog niet waar ze zich zullen neerleggen.

Je hoort de man vertellen die aan zijn bureau in Kopenhagen zit. Zodra je hem zag, wou je even wuiven. (Hij ziet je niet Jean, wuiven hoeft dus niet.) Wat je ook deed, voor alle zekerheid.

Tijdens het fietsen de beelden zoeken voor het stukje dat je de volgende dag moet schrijven. Ze botsen nog een beetje tegen elkaar op.

Tegelijk is het alsof je jezelf ergens ziet zitten, in een traag gesprek. Over de liefde of zo. Het verhaal is groot, dat kun je zien, maar meer niet.

Weer binnenkomen nadat je weg was, het is wel fijn.

Een leuke telefoon, die je vult. Je voelt je een beetje schuldig, zeg je tegen haar, omdat je precies zo weinig kunt doen. Het is niet erg, zegt ze.

Die mevrouw in dat programma dat opstaat terwijl je staat te koken. Ze zegt dat alle mensen die kinderen hebben zullen begrijpen waarom ze deed wat ze deed. (Je wilt het ineens niet meer zien.)

Het rare gevoel. Zoveel mensen die iets willen, snel, omdat ze het willen, omdat ze anders boos worden, omdat het niet eerlijk is. Met al die logische argumenten, al die mooie woorden. Alsof zij iets zien wat anderen blijkbaar niet willen zien. Ze zijn eigenlijk al aan het lopen. En tegelijk een ondergrond die in wezen helemaal niet veranderd is.

In het journaal is het niet anders. Terwijl de doden van vandaag evenveel stilte verdienen als die van vorige week.

De lerares in haar klasje, waar ze al 42 jaar staat. Door haar wil je je graag het leven in laten leiden.

Je ziet het verhaal nog steeds, het is groot. Je weet niet zo zeker of je het zou durven aanraken, waar je zou zitten. Het aarzelen.

Even is het alsof je een stem hoort. Bij dat verhaal.

Je denkt aan het water. Het zou mogen komen, denk je. De bodem zwijgt, maar wil aangeraakt worden, door water. De bodem houdt afstand van dat verlangen. Maar het is.

Misschien moet je een brief schrijven. Uitleggen dat je iemand ziet. En het grote verhaal dat daar beweegt. In dat beeld. Alleen maar voor het verhaal. Dat kun je zien.

De geur van de avond.

De adem in je schouders.

Misschien moet je iets aan de zee vragen.

Het mag stil worden.

Geen opmerkingen: