27 april 2020

Gedachten 41

Gezwind de dag in springen. In je hoofd ben je helemaal van rubber. (Gelukkig zijn er geen andere aanwezigen in de slaapkamer die het tegendeel zouden kunnen beweren.)

De maandagscheerbeurt met een mes dat niet helemaal vers is, het is net iets anders.

Dat was een merkwaardige droom, denk je. Misschien wil de droom je iets zeggen. Misschien moet je er nog iets mee doen.

Het lijstje voor de dag vult zich in je hoofd. De dag zal korter blijken dan het lijstje.

Misschien is dat met het leven ook zo.

De landkaart in je hoofd.

De videovergadering. De kat van je collega vergadert ook mee. Jij kunt net een stukje van je varen mee in beeld brengen.

Bij die ene varen die naar dit plekje is verhuisd, het woordplekje, zijn er van die versie groene sprietjes te zien. Het maakt je extreem gelukkig.

Als je naar de varen kijkt, is het alsof je de tijd kunt zien. Die tijd die ook in de huid van de zee is.

Iemand belt je. Je houdt ervan, hoe de woorden klinken en heen en weer gaan. Je zegt haar dat ze iemand moet bellen. Zij zegt dat je moet blijven schrijven.

Je nieuwe stukje is in de wereld. Je weet nooit goed hoe het zal bewegen daar. Je kijkt.

Je zult het nooit helemaal begrijpen, hoe dat werkt. Dat jouw woorden daar ergens zijn.

Net voor een volgende videovergadering. Een gesprekje over Bach.

Ook als je vergaderingen heel erg goed voorbereidt, kunnen ze toch een fluïde verloop hebben.

Het is een goed idee om na die vergadering te gaan fietsen.

Iemand vraagt je om een filmpje te maken. Je zegt onmiddellijk ja. (Je hebt geen idee hoe je dat moet doen, eigenlijk. Maar blijkbaar zijn dit goede tijden om nieuwe dingen te leren. Al heeft dat verder niets met dat rubber te maken.)

De vraag van dat filmpje hangt samen met een boek. Je zult dus toch moeten afwijken van wat je je had voorgenomen. Je stuurt een berichtje naar de boekhandel. Het komt naar je toe.

Tussen hier en daar in het huis denk je ineens dat je graag helemaal zacht zou willen zijn.

Je kijkt mindful naar de prei.

In je hoofd geef je aan iemand die je dierbaar is wat hoofdruimte. Haar verhaal beweegt al een hele dag in je.

Niet dat het allemaal zo extreem relevant is, maar in het journaal antwoordt de minister op elke vraag telkens iets dat een antwoord is op een vraag die niet gesteld is. De journaliste lijkt het ook met een subtiele verbijstering te ondergaan.

In dat andere land. De doden liggen op de straat.

Je belt met een vriendin. Het is zo goed dat je haar even kunt horen. Haar verhalen raken je diep. Over machteloos uit handen geven van iemand die je dierbaar is. Over mooie foto’s. Over een tuin die naar kleine kinderen verlangt. Over nieuw leven dat in aantocht is.

Klein.

Veel regen zou mooi zijn.

Je kijkt naar de kinderen die in je leven zijn. Ze kunnen bij je binnen wandelen.

Zouden ze het weten, dat ze ook in jou wonen?

Ze zijn allemaal daar, in de wereld. Je mag een beetje naar hen kijken. Hoe ze groot worden, in de wereld. En zo zijn ze ook een beetje hier.

De tijd.

En de avond is stil.

Geen opmerkingen: