17 april 2020

Gedachten 31

De dag net voor het weekend. Het is merkwaardig dat het zo blijft voelen. Een moment om enkele dingen neer te leggen. En dat dan ook doen. Ernaar kijken.

Mensen die je hoofd komen binnenwandelen.

Ze kijken je aan.

Soms zijn de dingen ver van je verwijderd. Zoals wat je de vorige dag in de krant las. Dat men had berekend hoeveel mensen men op veilige wijze, met volledige dekking, over de hele kustlijn op het strand zou kunnen leggen. (Zoals een vriendin je later zegt: die moeten zich dan waarschijnlijk allemaal samen na een fluitsignaal synchroon omdraaien.) Het gaat gewoon niet goed in je hoofd.

Het zal wel aan je hoofd liggen.

Zoals elke week, die tekst in elkaar knutselen. Het is als een puzzel.

Ze zijn daar. Wat zou je zeggen als ze er ook echt zouden zijn?

Je weet wie er bij jou is, in je hoofd. Je weet nooit of je in het hoofd van een ander bent.

Soms deel je een verhaal met iemand die je niet kent. Welk verhaal het is, weet je niet. Je ziet het.

Die ochtend. Een nieuw nummer van Bob. Weer zomaar in de nacht gekomen. Het ontroert je hevig. Het lijkt weer te bewegen in een grensgebied. Ergens tussen leven en dood.

Hij is altijd op eenzame plekken geweest, denk je.

Je krijgt een bericht van een dierbare vriendin. Een verhaal over verdriet. Het verscheurt je een beetje dat je ver weg bent. Je zou naast haar willen zitten. Om samen te zwijgen.

Je ziet het allemaal. Het is zo glashelder.

Het zal tot de avond moeten wachten.

Even de stad in om een verjaardagskaartje te posten. Terwijl je vertrekt thuis aan iemand denken, en haar honderd meter verder zien lopen.

Het is een komen en gaan in je hoofd. Zo is het eigenlijk wel altijd, denk je. Al zijn de beelden helderder nu.

Misschien is het bij jou ook wel een heel klein beetje zo. I contain multitudes.

Alles schuift en beweegt de hele tijd. Daar dienen de verhalen voor, denk je. In het verhaal komt b na a, c na b. Al is het alleen al maar omdat je de woorden na elkaar moet uitspreken of schrijven.

Misschien beweeg je in dat grensgebied, tussen woordloos en woord. Misschien gaat je verlangen in beide richtingen.

Misschien is het tijd voor het weekend.

Je werkt de dingen van de werkweek af. Er wordt gebeld. Je krijgt zomaar een terrasgesprek cadeau. Het maakt je zo gelukkig, telkens weer.

Iemand zit dus met haar voet in het gips.

De kleur van het gips is wel helemaal in overeenstemming met die van de jurk.

Of je het nog niet beu bent, kreeg je eerder die dag als vraag in de telefoon. Dat het niet zoveel zin heeft je energie te verspillen aan het beu zijn, antwoordde je. Wat dan toch wel erg boeddhistisch klonk. Je keek een beetje verbaasd naar je eigen woorden.

De vroedvrouw in het journaal. Ze leek de hele tijd toch een beetje te glimlachen. Tot haar ogen ineens iets anders zegden.

Er is zoveel verdriet. Zo eindeloos veel verdriet. Het schaamt zich voor zichzelf. En we zijn zo ver.

De rivier is dichtbij. En dat is ook wel goed.

Geen opmerkingen: