12 april 2020

Gedachten 26

In de ochtend een fotowandeling. Jouw alternatief van de berenjacht. Misschien zijn er plekken die wachten op een foto.

Kijken naar het licht. Lijnen die elkaar raken. Achteloze kleuren.

Er is weer genoeg voorraad.

Een stukje schrijven over een boek. Het is telkens spannend. Alsof je een grote drempel over moet. En pas tijdens het schrijven, eens je die eerste zinnen voorbij bent, begin je te beseffen of je het een goed boek vond. Pas dan komen sommige beelden of zie je motieven in een boek. Het is altijd zo. Misschien sijpelt het leesresidu door je huid naar een woordloze plek. Bij het schrijven moeten je woorden eerst door die plek. En pas daarna vormen ze zinnen.

Het hoort bij het ritueel dat je dan daarna het boek in de kast legt op het stapeltje van recent gelezen boeken.

Na enige aarzeling toch maar doen. Die vertaling. De tekst die je enkele weken geleden uitschreef van het verhaal dat je vertelde in die conferentie over de kinderen, meer dan een jaar geleden. De vrouwen van de organisatie voor wie je het deed zeiden dat ze graag een Engelse vertaling wilden. Om die door te sturen naar die andere spreekster op de conferentie. Ze kwam na jou. Ze kwam je knuffelen tijdens de pauze. Om een of andere reden komt het ineens in je, op deze dag, dat je die vertaling wilt maken, zodat die naar haar kan. Je zou niet kunnen uitleggen waarom, maar het klopt, of zoiets.

De man die de voorbije dagen met rustige volharding alle ongewenste groene sprietjes aan de randen van het plein wegpeuterde. Je vreest dat hij ook de bloemen die je stiekem had gezaaid in de grote (enigszins droeve) plantenbak en die begonnen uit te komen heeft verwijderd. De bak blijft een beetje droef. Wie weet komen er wel nieuwe bloemen. Toevallig.

Een verhaal in de krant over introverten. Daar moet je eens diep over nadenken.

Tijd om aan een nieuw boek te beginnen. Je neemt een stapeltje mee naar buiten. Elk boek voorzichtig betasten. Zo komen er al twee stapeltjes. Nog eens opnieuw. Kijken naar de letters, het papier. Hier of daar een zin. Tot het boek zichzelf kiest.

Er zijn veel mensen onderweg.

Het boek is het derde deel van een trilogie. Je bent een beetje bang dat de vorige delen helemaal weg zullen zijn in je hoofd. Ze zijn er nog.

Die plek in de late zondagnamiddag.

Je denkt aan een trage dans. Hoe je handen zouden aarzelen.

Misschien blijft die beweging weg.

Even de planten doen, zoals steeds op dit moment. Je luistert naar hun verhalen.

De avond legt zich langzaam neer.

De werelden lagen ver uit elkaar, voor sommigen. Iets van plaatsvervangende schaamte.

De doden zijn er ook op de dag van het nieuwe leven.

Om een of andere reden, denk je zwijgend diep vanbinnen, zou je het fijn vinden als mensen een dag lang niet zouden zagen, voor even niet zouden doorgaan met dat eindeloze steeds opnieuw herhalen van dezelfde vragen, het eindeloos toevoegen van meningen, het al even eindeloos stimuleren van de rusteloosheid. Geen interpretaties. Geen vergelijkingen met daar of daar. Geen conclusies. (Hoewel je het allemaal begrijpt, en hoewel het allemaal logisch is, en zo.) Gewoon even niet, voor één dag. En dat er op de dag van de hoop gewoon een nederige stilte kan zijn voor de doden. Waar hun nieuwe leven is, weet jij niet. Gewoon die leegte, die niet meteen moet worden opgevuld. Of minstens wat kleinere woorden, haperend. Het verwart je.

Je bent geen gelovige. Het is niet jouw dag. Maar iets heiligs zou er mogen zijn, iets dat stil is. Het aanraken van het niet weten.

Misschien brengt de nacht iets meer genade.

Geen opmerkingen: