20 april 2020

Gedachten 34

Blijven oefenen om met een sierlijke zwaai, alsof je helemaal van rubber bent, ’s morgens gezwind het bed uit te floepen. Er is nog steeds marge voor verbetering.

Een vers scheermesje is ook wel handig voor de weekendstoppels.

Je probeert de vibrations van de nieuwe schooldag te voelen tot bij jou thuis.

Misschien is het toch ook gewoon de wind die je hoort.

De collega’s lijken niet erg veranderd sinds vorige week. En ook vanuit de badkamer kun je vergaderen, zo blijkt eens te meer op je scherm.

Je moet jezelf een heel klein beetje op gang trekken. Het lichaam loopt een klein beetje achter zichzelf aan.

Je kijkt op de landkaart in je hoofd. Hoe zou het met haar zijn? Hoe zou het met haar zijn?

Het doet goed om de woorden te zien komen.

Bij het fietsen merk je het. Er is inderdaad een lekker windje.

In de winkel een nieuwe tube handcrème. En je had nog zo gedacht dat je daar tien jaar mee ging doen. Het zijn speciale tijden.

Voel maar, ze zijn nog steeds lekker zacht. (Iets over nieuwe tijden.)

En wat je zou willen zeggen.

Dat voorstel dat je moet uitwerken. Je probeert het te zien in je hoofd. Het lijkt logisch, maar misschien is het dat helemaal niet.

Je hebt niet extreem veel zin om dat lange verslag te maken. Waarvan akte.

Je denkt aan iemand.

Sommige dagen heb je net iets minder zin in weer een blik meningen van dezelfde mensen. (Of eigenlijk van dezelfde meneer.) Sommige meningen herhalen exact de meningen van dezelfde meneer die al maanden op dezelfde toon zijn geuit en die alle vorige keren niet geheel spontaan tot grote golven van vertrouwen hebben geleid.

Af en toe merk je dat je staat te kijken naar het huis van de buurvrouw die niet meer terugkwam. Het lijkt zo leeg.

Die kleine broer en zus die punten geven aan hun mama als juffrouw.

Het is precies alsof de minister in het journaal het heeft over distancy.

Het komt op een onbewaakt moment, zo is het al jaren. Een geur kan je ineens weer terug naar toen flitsen. Dit keer is het de zeep naast de afwasbak die ineens heel intens lijkt te ruiken. En je bent ineens terug toen. Je lichaam verkrampt. Het was het gevolg toen van de chemo. Alsof alle geuren een centimeter waren opgeschoven. En sommige geuren waren ineens veel heftiger dan daarvoor. Onder andere zeep. Het is alsof iets je eraan wilt herinneren dat je altijd een beetje toen zult blijven.

Ze waren trouwens vaak in je hoofd, de voorbije dagen. De mensen van de kankerfamilie. Die extra laag angst die op je kwetsbare lichaam wordt gelegd, als je lid bent. Zal je immuunsysteem het houden? Zal het uitstel van de operatie of het onderzoek niet net die stap te ver zijn? Voor jou is het iets minder dichtbij ondertussen. (Maar ook jouw onderzoek is enkele maanden uitgesteld. Ook jij kreeg in het ziekenhuis het etiket van een hoogrisicopatiënt.) Je denkt aan hen. Je zou hen even willen kunnen aanraken.

Wanneer het bijna donker begint te worden, is het zo mooi als je van binnen naar buiten kijkt. De planten binnen en buiten. Ze lopen in elkaar over. Het is alsof ze je iets willen zeggen. Dat het mag.

Geen opmerkingen: