22 april 2020

Gedachten 36

De reflectie van de zon in het raam van het huis aan de overkant. En zo zit je ineens even helemaal in de zon.

(Soms is er lichte gedachtenstress. Soms schuift de dag gewoon voorbij. Misschien heeft het publiek een grote gedachtenverwachting.)

(Als je dan ’s avonds ook nog een vergadering hebt, is er soms een beetje gedachtendruk.)

Er hapert iets. Zoals een been dat een beetje sleept of zo.

Het lijkt een soort nagolf van de vorige avond te zijn. Dingen blijven woelen in je lichaam.

Misschien moeten de dingen gewoon hun tijd hebben.

Het jongetje in het journaal. Mis je de school? Ja! Wat mis je dan? Turnles, en… En nog iets? Nee, eigenlijk alleen de turnles.

Je hoort de wonderlijke Joe Henry. Je herinnert je nog hoe je daar zat bij dat concert, op de eerste rij. Even stel je je voor dat hij bij jou aan de tafel zou zitten en dat je alle tijd zou hebben om met hem te praten.

Je vraagt aan haar hoe het met haar gaat, of alles nog goed gaat. Ze had ook net die ochtend aan jou gedacht, zegt ze. En het gaat goed.

Gaat alles nog goed? Het is een gewichtige vraag geworden.

Je zit rustig te werken. De dingen gaan goed. Het is alsof je jezelf een beetje hebt uitgeplooid. Je hoort iets. Je ziet het: je lichaam springt in een kramp. Je observeert.

De varen heeft je iets te zeggen. Het maakt je gelukkig.

Het gevoel dat zoveel dingen weer aan het veranderen zijn. Of dat veel mensen dat denken. Het heeft een onderstroom die iets anders zegt. Soms voel je het, hoe je lichaam in twee richtingen wordt getrokken.

Misschien moet je een van de dagen toch eens naar het tuincentrum fietsen voor die potgrond. Zou het aangewezen zijn dat je wacht op een koude regendag, of net niet?

Je ziet de vriendin van je neef. Ze staat op te treden in een lege zaal, boven op het balkon. Het ontroert je hevig, en het maakt je ook een klein beetje triest.

Wat zal er van hen worden, de muzikanten?

Je dacht er even aan. De trein nemen naar Brussel. Naar je bureau gaan. Daar een half uur zitten. En weer naar huis gaan. Zou je huis er dan ineens anders uitzien?

De gedachte is al goed.

Onbewust verworven veerkracht. Je hebt ondertussen jarenlange expertise in staycations. Misschien ben je onbewust dus in zekere zin hip geworden.

Waarschijnlijk toch niet. Dat ligt buiten jouw bereik.

Wat ook weer niet zo erg is.

Jij zou toch waarschijnlijk niet turnles gezegd hebben, denk je.

Die man in een van die rare Amerikaanse betogingen. Sacrifice the weak. Dat je zelf wanhopig bent omdat je niet kunt werken en er geen enkele sociale bescherming is, dat begrijp je. (Of beter: je begrijpt dat je dat niet kunt begrijpen.) Maar dat je je door die (…) van een president nog eens extra laat opjutten tot het bevestigen van dat wat je nog kwetsbaarder maakt, dat blijft moeilijk.

Grote stukken in de krant over de ouderen die al dan niet opgeofferd worden voor de jongere generatie. Ben jij daar ook al bij eigenlijk? (Je moet bekennen dat je je ook niet altijd herkent in de uitspraken van die ouderen, die dus wel als ouder worden gezien. Misschien ben je toch nog jong. Of jonger dan oud.)

Soms denk je eraan, hoe de dood zou komen, ooit, ergens. En dan gaat het weer gewoon over.

Misschien moet je wel op turnles voor ouderen.

Geen opmerkingen: