30 april 2020

Gedachten 44

Terug tragere woorden. Later op de dag. Ze kunnen zich voorzichtig neerleggen.

Je adem kan wachten op de woorden, en omgekeerd.

Je hoort de klokken al, het is bijna tijd om te gaan klappen.

De lucht is zo mooi, zo troostend mooi en zacht.

De bloemetjes aan de lavendel staan al op hun drempel.

Even moest je nadenken, wat het moest zijn. Die Kunst der Fuge. Dat moest het zijn.

Je denkt nog even aan de vorige avond. Een beetje verlegen keek je naar het scherm waarop zich ook een gezicht bevond dat het jouwe kon zijn. Mensen die zeiden dat ze van Colombia, Brazilië, Ecuador of Nova Scotia waren. Je had de vragen netjes voorbereid in je schriftje. Het debat komt op gang. In de chat lijkt zich een geheel parallel debat te ontwikkelen. 

Die ochtend. Je leest lange verhalen. Een traan. Je krijgt een link met een playlist voor een dansfeestje. Je begint meteen mee te shaken. Je leest een verhaal dat je een beetje droevig maakt. Je zoekt de juiste woorden. Iets is zo ver weg. Je zou zo graag.

Je hoort een verhaal. Misschien was je erop voorbereid, maar het is alsof er iets breekt in je. Misschien had je je erop voorbereid om dan rustig te blijven. Dat lukt niet echt. Het zal nog de hele dag door je lichaam razen.

Je denkt aan een kaartje dat je ooit kreeg van een geliefde. Ze zei dat je een vulkaan was. Misschien moet je dat kaartje nog eens zoeken in die grote doos met alle kaartjes en brieven ooit.

Een gesprek. Je had je voorgenomen de vulkaan even aan de kant te laten. Het lukt niet.

Misschien moet je elke keer een stap terug zetten.

Als je binnenkomt, is de winkel zo ongeveer voor jou alleen. Winkelgelukkig. Een beetje verlegen. Wanneer je weer in de trein mag zitten, vraagt ze. Hoe je in de winkel mooie vragen kunt krijgen. Je vergeet nog iets te zeggen.

De les die je elk jaar mee gaat geven, daar in die andere stad. Dit keer ben je van hier bij daar. In je hoofd is het alsof alleen jij hier bent, en alle studenten en de prof allemaal daar, in die stad. Wat natuurlijk niet zo is. (Je hoofd zal het nooit helemaal vatten, wat een geruststelling is.) Je praat over de vliegtuigen. Het voordeel van zo’n videocollege waarbij de studenten hun camera niet aan hebben staan, is dat je niet ziet hoe ze met hun ogen rollen als je zegt dat je nog nooit gevlogen hebt. De techniek staat toe dat je ook in kleinere groepjes verder kunt discussiëren. De prof zat in het andere groepje, komt ineens jouw groepje binnenwandelen. Midden in de discussie wordt er aangebeld bij jou thuis. Hier en een ander daar, aan de deur. Je krijgt een mooi cadeautje.

Die middag in de krant. Iets wat je drie weken geleden al voelde, ergens in je buik of zo. Het maakte je toen al verdrietig op voorhand. Hoe het zou zijn na het veronderstelde kantelmoment. Zij die zorgen, bewegen aan de rand van leven en dood. Je las het gisteren ook al, over die dokter die onvermoeibaar haar collega’s steunde, en ineens zelf uit het leven stapte. Je leest over de uitputting die toeslaat. Je hoopt dat er lege plekken zijn voor hen en zachte handen. Lichamen om woordloos tegenaan te leunen. Je hoopt dat het verdriet daar traag mag vervloeien met het zeewater dat heel voorzichtig en teder het land aanraakt en zachtjes vooruit beweegt. In iets zachtere woorden dan wat er in de krant staat, dat men “hard aan het werk (is) om een systeem uit te rollen om zorgverleners die het moeilijk hebben, tijdig te kunnen detecteren en bijstaan”. Uitrollen. Grrrr. (Ze zouden dat woord met een of ander goddelijk decreet moeten verbieden. Minstens.)

Je antwoordt op verhalen. Je voelt je warm dichtbij, je zou nog dichterbij willen zijn.

Dat verdriet. Het is ook wie je bent. Het is te groot, dat wat er raast. Je weet al iets over die machteloosheid die jouw deel zal zijn.

Het is een mooi ritueel. De zakjes met pasta en rijst netjes op hun plaats zetten of leggen in de schuif. Twee halve zakjes samenvoegen. De rijst in die glazen pot, weer helemaal gevuld. En dan de schuif zachtjes terugduwen. Een streelschuif.

Het lukt je precies steeds beter om je voorraad groenten voor de hele week juist in te schatten. Tegen vrijdagavond zal de ijskast weer bijna helemaal leeg zijn. Kleine dingen die je doen glimlachen.

Je ziet de buurvrouw terugkomen van haar joggingrondje.

De rijst is lekker. Je hebt iets met cayennepeper. (Je hebt iets niet met komijn, onder meer. Dan weer wel met koriander. Jeroen Meus legt dat altijd uit, hoe veel mensen iets niet hebben met koriander.)

Het jongetje in het nieuws, in die school in Denemarken. Hoe hij zijn lerares een beetje onhandig een elleboogje komt geven.

Je voelt de angst van die mevrouw die naar het ziekenhuis fietst voor haar bestraling.

De zee kan in je heen en weer bewegen. Altijd opnieuw. Misschien moet je dat oefenen, elke dag een beetje. Om je huid daarvoor klaar te maken.

Geen opmerkingen: