01 april 2020

Gedachten 15

Het avondlicht is zo mooi. De koude lijkt zo zacht. Het zou je kunnen troosten.

Het licht past bij de sonates en partita’s voor viool solo. Ze zijn leeg en vol tegelijk.

Je rijdt, zoals elke voormiddag, de stad in om een krant te halen. De ene krant krijgt je ’s morgens in de bus, de andere haal je in de krantenwinkel. De winkel is gesloten. Een andere krantenwinkel is ook gesloten. Een derde winkel is wel open. Op weg naar huis, ingewikkelde dialoog. Uiteindelijk beslis je om ook voor de tweede krant een abonnement te nemen. Je begrijpt niet helemaal waarom dat je zo verdrietig maakt.

De poetsmeneer voor de hal en de gang is weer terug. Je had al een mailtje van de syndicus gekregen. Terwijl je aan het ontbijt zit, ruik je dat hij bezig is in de gang. Soms heb je de indruk dat je neus scherper werkt de voorbije weken. Hij heeft een speciale techniek. Na elk halletje stopt hij uitgebreid voor een rookpauze. Het is wel fijn dat hij er weer is. Iets is met hem teruggekeerd.

Je vraagt hoe het met haar gaat. Je bent vanop afstand altijd een beetje bezorgd. Het gaat goed. Je adem daalt rustig neer.

Ze zegt iets over troost. Het is zo’n mooi woord. Dat zij het zegt, maakt je verlegen.

Een vriend zou normaal op deze dag eindelijk moeten kunnen terugkeren van de andere kant van de wereld. Je hoopt dat je spoedig zult horen dat hij weer in het land is.

Dat je daarna met het mannenclubje een videoconferentie gaat doen. De dolle pret is al verzekerd.

Op zich begrijp je het al niet goed, nu nog minder. De leegte is bijna overal aanwezig. Toch hebben die mensen die gaan hollen toch nog zo’n grote koptelefoon op. Om zich af te sluiten van de leegte. Misschien is de overgang van de insluiting naar de leegte te groot.

Het fietstochtje verloopt steeds via dezelfde route. Je legt aan jezelf uit dat dat ook een vorm van meditatie is. Het leuke van die route is dat je bijna aan het einde een lange afdaling hebt. Als een soort geschenkje voor jezelf. Een auto steekt je daar voorbij. De auto stopt, de deur zwaait open. Een kleurige mevrouw. Een heftig roze jas, bijna fluorescerend. Geblondeerd haar. Opgeplakte valse wimpers. Pikzwart. Ze lijken wel 5 cm lang. (Al die dingen zie je in een flits, terwijl je haar voorbij rijdt.) Het fenomeen plakwimpers heb je ook nooit goed begrepen. (Hier zou een filosofische beschouwing kunnen volgen over haarangst wanneer het met de oksels te maken heeft en haarextensieverlangen wanneer het over de wimpers gaat. Maar de okselhaardiscussie is voor een andere keer.)

Je blijft het in je hoofd trouwens verwarrend vinden, de woorden wimpers en wenkbrauwen. Je moet er altijd over nadenken.

Misschien verlangen we dat van het leven. Troost.

Er zijn ondertussen meer mensen bij het klappen. (En dat filmpje van die straat in Antwerpen was zo mooi. Je bent week.) In het ritueel raken de werelden elkaar, binnen en buiten.

Hoe zou het met die mevrouw zijn?

Je krijgt nieuws uit Denemarken. Het gaat goed met ons.

Je krijgt nieuws uit Nederland. Het ging goed gisteren.

Niet dat het belangrijk is, maar je bent toch een klein beetje blij dat je haar nog net geknipt was voor dit alles begon.

Je grootvader is ineens daar in je droom.

Zachte pijn.

De jonge vrouw in het journaal die zegt dat ze eenzaam is.

Iemand zei je ooit dat jij een groter talent voor missen had dan zij.

Vaststellen dat de emoticons in Skype nogal wiebelig zijn.

Misschien ben je dat zelf ook wel.

Geen opmerkingen: