16 april 2020

Gedachten 30

Een dag met veel mensen op je scherm. En ook mensen in het echt, zomaar los in de wereld.

Een mooie mail die je ontroert.

Tijdens de stafvergadering van het werk beginnen de huisdieren een steeds prominentere rol in te nemen. Ze vergaderen mee, aan het scherm, en vinden het precies ook al snel weer saai.

Een tussendoorwandelingetje om een omslag met ondertekende formulieren in de brievenbus te gaan steken. Je loopt terug langs het park. De bouwvakkers zijn druk bezig. Je wilt nog graag dat stukje extra om lopen, om de kasseien onder je voeten te voelen. En even dag te knikken – maar ze kijkt niet denk je – aan de mevrouw in de apotheek.

Je hebt het haar maar gezegd, de vorige dag. Na een stressvolle interne dialoog. Dat je niet zo het challengetype bent. En of ze je dat zou kunnen vergeven. Het viel nog mee.

Je kijkt wel graag elke avond naar de nieuwe foto’s die gepost worden, over het leven van die dag, met de kleine kinderen in huis. Ze is je dierbaar.

Iets in je lichaam is trager dan de vorige dagen. Meer doorwaadbaar.

Je demonstreert een goede relaxatieoefening voor het scherm.

Als je naar je stem kijkt, verandert je adem.

Je bent blij met het interview dat je in de krant leest. Je stuurt haar een berichtje, om haar te bedanken.

Het is fijn om in de winkel te zijn. Een mooi gesprek over de trein. En je denkt: konden we hier maar lang over de trein blijven praten. Je zorgt voor genoeg voorraad, maar telkens net genoeg. Zodat je weer terug kunt komen naar de winkel. En dan misschien verder praten over de trein.

Buiten sta je daar ineens tegenover twee mensen die je goed kent. Je had nog vaak aan hen gedacht de voorbije dagen. En nu staan ze daar zomaar ineens. In het echt. In alle dimensies. Je probeert een beetje te verbergen hoezeer het je ontroert.

In de stad zie je mensen met haar dat alle richtingen uit gaat. Het brengt je in een flits terug bij een belangwekkende jeugdherinnering. Je was nog een jongetje. Je was aan het spelen met je kozijn. Die plek achter hun huis was ooit een volière of zo geweest. Daar zaten jullie. Op het dak van een hok dat daar stond. Met allerlei deksels, die dienst deden als prehistorisch drumstel. En daar werd dan de door jullie eigenhandig bedachte wereldhit uitgevoerd, met vooral veel lawaai. En ook wel een zekere mate van repetitiviteit. De titel sprak voor zichzelf, deed tevens dienst als refrein (en verder waren jullie ook niet echt gekomen trouwens). Ik zen nen Beatle zonder haar. Waarmee trouwens voldoende bewezen is dat ook het zenboeddhisme zijn wortels in de Kempen heeft.

In huis wil je die warme wol rond je schouders voelen. Het is misschien zelfs niet eens nodig om warm te hebben. Maar je wilt het zo graag. Het omwarmt je. En zo ben je toch een beetje thuis.

Een mooi gesprek met trage verhalen. Ze ontroeren je diep.

De dankbaarheid.

In je hoofd kijk je naar alle mensen die daar dicht bij je zijn. Traag.

Iemand kwam zomaar je droom binnen, die vorige nacht.

De jongen in het journaal die zegt dat hij zijn mama mist.

Misschien is de lucht even doorwaadbaar.

Je vertelde het nog. Waar verdrieten elkaar raken.

Iemand zei je nog, dat dat misschien toch enkelvoud is, uiteindelijk.

Julia komt even naast je staan. Je schouders zijn warm, zegt ze. Ze glimlacht.

Geen opmerkingen: